Moord of zelfmoord?

Als er een lijk van iemand wordt gevonden, die door geweld om het leven is gebracht, is de eerste vraag of er sprake was van een ongeluk, moord of zelfmoord. Als we ons tot de laatste twee beperken, lijkt het onderscheid vrij eenvoudig. Bij zelfmoord heeft iemand zichzelf opzettelijk van het leven beroofd en bij moord heeft de een dat bij de ander gedaan. In de praktijk is de vraag “Moord of zelfmoord?” echter vaak niet direct met zekerheid te beantwoorden.

Veel voorkomende manieren om zelfmoord te plegen zijn jezelf ophangen, jezelf met een pistool door het hoofd schieten, jezelf vergiftigen of verdrinken. Moordenaars gebruiken deze ‘opties’ ook om een moord op zelfmoord te laten lijken. Denk bijvoorbeeld aan het ophangen van een dood lichaam of het mengen van gif door drank of eten van iemand anders. We zeggen dan wel dat iemand is ‘gezelfmoord’.

Ook lang geleden, toen het forensisch onderzoek nog in de kinderschoenen stond, stelden rechercheurs en wetenschappelijk onderzoekers altijd de vraag of er wel echt sprake was van zelfmoord. Zo schrijft apotheker-scheikundige G. K. A. Nonhebel uit Middelburg op pagina 110 van de jaargang 1926 van het Algemeen Nederlands Politieweekblad:

“Als er een man met doorgeschoten slaap in een leuningstoel zit met een afgevuurde revolver die onder den slap neerhangenden arm op den grond ligt en op zijn schrijftafel is aanwezig een brief, die onomstootelijk van zijn hand is, dan is er wel geen twijfel aan of hier is een zelfmoord gepleegd. Het ligt dus al dadelijk voor de hand, dat een moordenaar trachten zal zelfmoord te simuleeren. Een geval, dat geheel analoog aan het voorgaande was, bleek echter een moord uit wraak te zijn geweest. Er werd niets vermist. De kogel was geheel identisch met die uit de slaap van het slachtoffer maar …. bij het slachtoffer werden twee kogels gevonden en van de zes uit de revolver was er maar een afgeschoten. Dit leidde tot argwaan en tot ontdekking.”

Onderscheid tussen moord en zelfmoord

Hoezeer ook een zaak op zelfmoord lijkt, het zijn soms de kleinste details die de waarheid doen bovendrijven. Daarom is het ook zo belangrijk om bij ontdekking de plaats delict onaangeroerd te laten. Hieronder volgen enkele voorbeelden om moord van zelfmoord te onderscheiden.

Moord of zelfmoord

Vuurwapens

  • Meerdere schoten duiden meestal op moord.
  • De meeste zelfmoordschoten zijn iets naar boven gericht.
  • Een schot in de zijkant van het hoofd of in de mond is meestal zelfmoord. Wonden die zich ergens anders bevinden, zijn hoogstwaarschijnlijk moord.
  • De meeste zelfmoordschoten zijn tegen of vlak bij het lichaam afgevuurd, waardoor een brandvlek rond de wond ontstaat en buskruitresten achterblijven. Als het pistool net boven een bot wordt afgevuurd, zoals de schedel, ontstaat er een sterachtige wond. Een schot van verder weg is waarschijnlijk moord.
  • Als iemand zichzelf neerschiet, zitten er kruitresten van onverbrande koolstof op de hand die het pistool afvuurde.

 

Verhanging

  • De meeste mensen die zelfmoord plegen door ophanging, trappen een stoel of een tafeltje onder zich vandaan en stikken daarna langzaam, omdat de strop door het eigen lichaamsgewicht dichtgetrokken wordt. Hierbij is het veel minder waarschijnlijk dat er botjes breken in de nek dan bij verwurging.
  • Als iemand wordt gewurgd met een touw of snoer, laat dit vaak een rechte afdruk rond de hals achter. Bij zelfmoord door verhanging is er een ‘omgekeerde V-kneuzing’ zichtbaar.
  • Bij moord door verwurging kan sprake zijn van kleine bloedinkjes bij de ogen (gesprongen haarvaatjes). Bij volledige afsluiting van de nek door verhanging, waarbij het lichaam los hangt van de grond, is dit fenomeen niet waarschijnlijk.
  • Ook lijkvlekken kunnen een aanwijzing geven. Vertonen die zich bij een vrij hangend lijk in de voeten, de onderbenen en aan de neerhangende handen, dan kan aangenomen worden, dat de dood is ingetreden na het hangen (of dat een dode direct is opgehangen). Bevinden de vlekken zich op de rug, dan zou een lijk eerst een tijdje gelegen kunnen hebben, voordat het is opgehangen.

 

J. P. L. Hulst
Jean Pierre Louis Hulst, 1875 – 1967. (H. Jonker & Zn Photographs)

Gerechtelijk geneeskundige Dr. J. P. L. Hulst uit Leiden hield in 1923 een lezing voor de Bond van Inspecteurs bij de Rotterdamse politie, waarin hij de mogelijkheden besprak bij het maken van onderscheid tussen moord en zelfmoord. Hierbij kwam ophanging uiteraard ook aan bod. In het Algemeen Nederlands Politieweekblad werden meermaals wetenswaardigheden uit zijn voordracht behandeld:

ANPW jaargang 1923, pagina 197

“Vroeger meende men, dat de dood door verhanging alleen veroorzaakt werd als de luchtwegen werden afgesloten. Met dierproeven is echter bewezen, dat die meening niet juist was. Het proefdier werd een buis in de luchtwegen gelegd en terwijl het hing, hoorde men de lucht door die buis regelmatig in- en uitgaan; toch stierf het dier. En zoo vond men, dat als doodsoorzaak het afsluiten der bloedvaten welke naar het hoofd gaan, voldoende kan zijn. Een medicus heeft, onder de noodige voorzorgen, proeven op zichzelf genomen en daardoor vastgesteld, dat een druk van 3 à 4 kilo de bloedvaten afsluit en bewusteloosheid veroorzaakt, waarop de dood kan volgen. Deze bijzonderheid verklaart hoe verhanging toch inderdaad mogelijk is, terwijl niettemin bijna het geheele lichaam op den vloer steunt, zoodat afsluiting der luchtwegen door den geringen druk van het lichaam niet mogelijk is geweest.”

ANPW jaargang 1924, pagina 14

“Heeft men met een zelfmoord te doen, waarbij de strop om een houten balk is geslagen, dan is het touw eerst over den balk gelegd, daarna heeft de zelfmoordenaar het hoofd in de strik gestoken en tenslotte de hangende positie aangenomen. Het touw wordt daarbij gerekt en het over de balk lopende deel naar beneden verplaatst, de vezels van het touw zullen daarbij naar boven gericht worden, die van de balk naar beneden; wanneer het touw geheel om de balk is heengeslagen, zal dit aan beide zeiden het geval zijn.

Heeft men echter aan een touw over een balk een lijk opgetrokken, of een nog levende persoon, dan zullen aan de zijde, waar zich het lijk bevindt, de vezels van de balk naar boven gericht zijn, die van het touw naar beneden; aan de andere zijde zijn de vezels van de balk naar beneden gericht en die van het touw naar boven.”

We staan nu wat uitgebreider stil bij een zaak uit 1934, waarbij van begin af aan de meningen verdeeld waren over de vraag of er sprake was van moord of zelfmoord, maar waarbij de politie na een paar weken al definitief haar conclusie trok.

Zaak Ebbinge Wubben

Op 10 april 1934 werd in de Reeuwijkse Plassen het lijk aangetroffen van Christoffer Adriaan Hendrik Ebbinge Wubben. Christoffer, door vrienden ‘Ajan’ genoemd, was al sinds 12 november 1933 vermist. De dode Ajan, die de hele winter onder water had gelegen, werd gevonden door Simon Koster. Deze was bij het vissen in het noordwestelijke deel van de ’s-Gravenkoopse Plas op het lijk gestuit. De visser waarschuwde direct enkele omwonenden en de autoriteiten; gezamenlijk haalden ze het lichaam op het droge. Hier wachtte hen een volgende ‘verrassing’.

Gravenkoop
De noordwestelijke hoek van de Plas ‘s-Gravenkoop met links de huidige toegang naar de Hofstede aan de Kerfwetering. (Lecksdijk 22)

Lijk verzwaard met ijzer

Het lichaam was verzwaard met meerdere platen en staven ijzer, bij elkaar zo’n 12 tot 15 kilo. Deze waren aan voor- en achterzijde van de torso vastgebonden. Opvallend was dat een lange regenjas over het ijzerwerk heen was aangetrokken. Verder waren de uiteinden van de mouwen aan de jas vastgenaaid, waardoor bewegen van de armen niet mogelijk was. Tenslotte droeg Christoffer een rugtas.

Op het eerste gezicht leek hier sprake van het dumpen van een lijk en dus van eventueel een moord. Opvallend detail was echter dat de banden, waarmee de ijzeren voorwerpen aan het lichaam vastgezet waren, aan de voorkant geknoopt zaten. De politie concludeerde hieruit dat de 24-jarige Ebbinge Wubben dit ook zelf gedaan zou kunnen hebben en wilde daarom zelfmoord niet uitsluiten. Hij zou daarna op de afgelegen plek in het Reeuwijks plassengebied ‘bepakt en bezakt’ te water kunnen zijn gegaan om zichzelf te verdrinken.

Dr. C. H. Ebbinge Wubben, vader van het slachtoffer en conservator van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, was na de vondst naar Reeuwijk en Gouda afgereisd, waar hij enkele voorwerpen, die op het lijk waren gevonden, als die van zijn zoon herkende. Hij heeft echter het lijk zelf niet gezien. Het was in een dermate staat van ontbinding, dat daar weinig aan te herkennen viel. Sectie op het lichaam wees overigens wel uit dat er geen sprake was van steek- of kogelwonden.

Moord of zelfmoord
C. A. H. Ebbinge Wubben. Foto Gemeentearchief Den Haag.

De verdwijning

Hagenaar Christoffer Ebbinge Wubben, geboren 19 oktober 1909, was leerling aan de Middelbare Technische School te Haarlem. Hij woonde daar samen met studie- en plaatsgenoot Coenraad Bouwhuis op kamers bij mevrouw Poederbach aan de Verspronckweg 68. Vaak reisden ze dan in de weekends gezamenlijk naar Den Haag voor familiebezoek. Zo ook op zaterdag 11 november. Christoffer zou echter nooit meer bij zijn ouderlijk huis op Malakkastraat 107 aankomen.

Op station Hollands Spoor namen Coen en Christoffer die zaterdagmiddag afscheid van elkaar. De laatste is toen echter niet naar zijn ouders gegaan. Waar hij wel verbleven heeft, is niet duidelijk; hij zou nog in een beruchte Haagse wijk zijn gezien. Een dag later, op zondagmiddag, dook Christoffer weer op. Hij reed toen op een fiets, die niet de zijne was, een eindje op met een vriend over de Rijswijkseweg tot de Broekslootkade. Daar ging die vriend naar een verjaardag en fietste Christoffer door richting Voorburg; het was toen ongeveer vier uur. Wat bezielde de jongeman? Had hij al meerdere dagen zelfmoordplannen in het hoofd of is hij na vieren zijn moordenaar(s) tegemoet gereden?

Toen duidelijk werd dat Christoffer helemaal niet thuis geweest was en zich ook niet meer bij zijn hospita in Haarlem had gemeld, sloeg men alarm. Alle kranten plaatsten een oproep met zijn signalement. Er volgde wel een aantal tips, maar de student bleef spoorloos. Het duurde uiteindelijk vijf maanden voordat Christoffer weer boven water kwam. In dit geval letterlijk.

Het onderzoek

Uiteraard werden bij het politieonderzoek in april 1934 ook familie en kennissen van Christoffer gehoord. Omdat de politie rekening hield met een suïcide, stond bij de verhoren het karakter en de gemoedstoestand van Ebbinge Wubben centraal. Veel mensen achtten hem niet tot zelfmoord in staat. Vriend Coenraad en zijn moeder waren wel overtuigd van zelfmoord. Zij typeerden ‘Ajan’ als een melancholische figuur, die soms zeer afwezig, dan weer overdreven uitgelaten was. Ook brachten zij de slechte studieresultaten van Christoffer ter sprake. Volgens schooldirecteur De Gelder viel het echter nog wel mee met die cijfers.

De meeste tips en aanknopingspunten leverden uiteindelijk niets op, of er bleek een logische verklaring voor te vinden. Er was echter één tip waar nooit een afdoende antwoord op is gekomen. Dat betrof de melding van R. Buitenhuis, de machinist van het gemaal van de polder Vettenbroek. Hij verklaarde in een nacht van zondag op maandag tussen half vier en vier uur een auto langdurig met gedoofde lichten op de Laixdijk te hebben zien staan, dicht bij de plek waar het lijk gevonden werd.

De Laixdijk (tegenwoordig Lecksdijk) is een weggetje dat aan de westkant langs de ’s-Gravenkoopse plas loopt. Buitenhuis dacht destijds aan een spoedbezoek van een huisarts of een veearts aan de nabijgelegen woning en zocht zijn bed weer op. Nu zag hij echter een mogelijk verband tussen de auto en de vondst van het lijk. N. v. d. Smit, de bewoner van bedoeld huis, verklaarde de voorgaande winter ’s nachts geen bezoek gehad te hebben. Blijft natuurlijk de vraag hoe accuraat het geheugen van Buitenhuis na vijf maanden nog was.

Lecksdijk
De Lecksdijk ten westen van de ‘s-Gravenkoopse Plas. Vroeger een verlaten gebied, tegenwoordig in trek bij wandelaars en fietsers.

Moord of zelfmoord?

De misdaadauteur Appie Baantjer wijdt in zijn boek ‘Doden spreken niet’ uit 1981 ook een hoofdstuk aan dit drama. Hij beschrijft in het kort hoe deze geschiedenis zich voltrok en gaat uit van moord en het dumpen van het lijk door meerdere mensen. Baantjer, zelf achtentwintig jaar lang rechercheur aan bureau Warmoesstraat te Amsterdam, laat de optie van zelfmoord totaal achterwege. Dat is opvallend, want slechts een paar weken na de vondst van het lijk, kwam de politie al tot de conclusie dat Ebbinge Wubben zichzelf van het leven had beroofd. Dit oordeel was het resultaat van een onderzoek door de heer H. W. Alberti, justitioneel deskundige en commissaris van politie te Maassluis. In onderstaand artikel in het Haarlems Dagblad van 20 april 1934 is de belangrijkste argumentatie uit het rapport van de commissaris samengevat:

Moord of zelfmoord

Hoewel lang niet iedereen het met deze visie eens was, leek de kwestie voor de politie hiermee afgedaan. Er resteren echter veel vragen over de omstandigheden waaronder de zelfmoord dan zou moeten hebben plaatsgevonden. Ook Baantjer stelt een aantal van die vragen. Is Ebbinge Wubben helemaal vanuit Den Haag tot voorbij Reeuwijk gefietst om zich daar te verdrinken? Waarom is er geen fiets aangetroffen in de buurt van de plek waar hij te water gegaan zou zijn? Waar kwam het gebruikte ijzer vandaan? Wie naaide het uiteinde van de mouwen zo professioneel aan de jas van het slachtoffer? Van wie was de auto die ’s nachts op de bewuste locatie is waargenomen? Hier willen wij nog aan toevoegen: Waarom kiest iemand met zelfmoordneigingen zo’n ingewikkelde en doordachte manier om uit het leven te stappen? Bent u na het lezen van dit verhaal overtuigd van zelfmoord?

In de Bredasche Courant van 12 april 1934 staat de zaak Ebbinge Wubben uitgebreid beschreven op pagina 1 en pagina 2 van het Tweede Blad.

Als u meer wilt weten over de familie van het slachtoffer, dan kunt u een artikel uit Het Vaderland van 8 februari 1934 lezen en een In Memoriam over vader Ebbinge Wubben, geschreven door R. Pennink in Het Boek – serie 2 – jaargang 28.

Meer zaken

Bent u geïnteresseerd in zaken waarbij de vraag ‘moord of zelfmoord?’ zeer nadrukkelijk werd gesteld, dan hebben wij nog twee tips voor u. Een fascinerend geval was de zaak Schallenberg, die gaat over de zelfmoord van dan wel de moord op Frits Schallenberg in 1949. Het lijk van deze Nederlandse Duitser werd op een woensdagmorgen in september 1949 in een ondiep gedeelte van de vijver aan de Groot Hertoginnelaan in Den Haag gevonden. U kunt hier meer over lezen via de volgende links:

Zaak Schallenberg via Wikipedia.

De moord op Fritz Schallenberg op de website van het Historisch Nieuwsblad.

Schallenberg op de website Vergeten Verleden.

Wie pleegde de zelfmoord op Schallenberg? In het maandblad Mandril no. 3, 01-12-1949.

Tenslotte willen we u wijzen op het SBS-programma ‘Moord of zelfmoord’, dat in de jaren 2017 en 2018 werd uitgezonden. Misdaadjournalist Kees van der Spek nam hierin zaken opnieuw onder de loep, omdat nabestaanden twijfelden aan de conclusie van de politie dat het om zelfmoord zou gaan.