De moord in het Onland

Kloosterlaan, Gaanderen

De bezorgde ouders van Rinie Wielheesen zetten in de avond van de vijfde februari 1970 een zoektocht op touw, als hun dochter niet op de verwachte tijd terug is van de gymnastiek in Gaanderen. Na een uur speuren ziet een buurjongen haar fiets liggen. Toegesnelde politiemannen treffen het lijk van Rinie geheel ontkleed aan in de bosjes langs de Kloosterlaan. Vader Wielheesen aanschouwt volledig ontredderd het gruwelijke tafereel.

Over de nooit opgeloste moord op dit 12-jarige meisje is veel informatie beschikbaar. Als u zich hierin wil verdiepen, raden wij u de podcasts aan van Eric Schuurman en Joost Engelberts. Ook De Gelderlander besteedde aandacht aan deze zaak. Onder dit artikel hebben we een aantal links geplaatst.

Rinie Wielheesen
Een zorgzame Rinie. (Boek J. A. Blaauw, ‘Verdacht van moord’)

Het misdrijf

Donderdagavond 5 februari 1970. De temperatuur in de Achterhoek ligt rond het vriespunt; het is koud en winderig weer. De 12-jarige Rinie Wielheesen heeft getraind bij de gymnastiekvereniging Prinses Beatrix, want de week erna heeft ze een uitvoering. Ze stapt rond 19.20 uur op haar fiets om over de Kerkstraat naar huis te rijden.

De boerderij waar Rinie woont, ligt net buiten het dorp Gaanderen aan de Kloosterlaan. Bij de afslag bij Het Onland fietst ze de donkerte in. De buitenlamp van haar woning is het baken waar ze op afkoerst. Ze wordt rond half acht terugverwacht.

Vervolgens wordt Rinie op nog geen honderd meter van haar huis met fiets en al de bosjes ingesleurd. Later verklaart haar moeder dat zij op dat moment in de keuken stond en door het raam twee fietslampen heeft gezien, die langzaam doofden. Dat moet Rinie geweest zijn.

In het bos wordt het jonge meisje door de dader verkracht en gewurgd met haar eigen sjaal. De moeder blijkt op dat moment een gil gehoord te hebben, die haar man ter geruststelling afdoet als geluid uit de koeienstal. Ook dat moet Rinie geweest zijn….

Zoektocht

Rinie’s ouders verlaten ongerust het huis als hun dochter maar niet thuiskomt. Vader Wielheesen stapt in zijn auto en gaat richting het gymnastieklokaal in Gaanderen, niet wetende dat hij op dat moment langs de plaats delict rijdt. Hij krijgt in Gaanderen te horen dat Rinie inderdaad om 19.20 uur is vertrokken. Kort na 20.00 uur doet hij aangifte van vermissing bij de politiepost te Gaanderen. Samen met buurtgenoten gaat de familie zelf alvast op zoek in de omgeving.

Een klein uur later ziet een buurjongen een fiets liggen in de bosjes langs de Kloosterlaan. De gealarmeerde politiemannen vinden samen met vader Wielheesen enkele meters verder de gewurgde en ontklede Rinie. Haar rode sjaal is om haar linkerbeen gebonden, vervolgens om haar nek geslagen en met het andere uiteinde rond haar rechterknie geknoopt. De sjaal is zo strak aangetrokken, dat haar benen gespreid zijn. Rond haar lichaam liggen her en der kleren. De dader heeft beestachtig gehandeld; er zijn bloed- en andere sporen.

De route die Rinie reed van de gymzaal tot haar huis. Een ritje van nog geen twee kilometer. De luchtfoto is uit 1964:

Fietsroute Rinie Wielheesen

Luchtfoto van www.dotkadata.com.

Het onderzoek

De recherche van gemeentepolitie Doetinchem start onder leiding van de hoofdinspecteur G. Oosterhof haar onderzoek. Men krijgt hulp van de rijkspolitie Hummelo en Keppel (Laag-Keppel) en van een team opsporingsdeskundigen van het ministerie van justitie uit Den Haag. De politie doet uiteraard een buurtonderzoek en plaatst in de krant enkele oproepen aan getuigen om zich te melden. De belangrijkste melding komt van drie jongens, die even na Rinie dezelfde route reden en bij het Onland in de bocht naar de Kloosterlaan een fietser tegenkwamen. Zij kunnen hem echter niet omschrijven, omdat het op die plek te donker was.

Na uitgebreide verhoren en het natrekken van honderden tips komt de politie tot een voorlopig daderprofiel en een nogal vaag signalement. De dader moet een primitieve, ernstig gestoorde man zijn. Hij verplaatst zich op een rammelende fiets met een ietwat flikkerend licht en komt hoogstwaarschijnlijk uit de directe omgeving van de plaats delict. Het signalement luidt: een jonge man tussen de 22 en de 27 jaar, rond de 1.80 meter, ovaal en vol gezicht, forse lippen en blond haar (niet lang). Omdat er rond het tijdstip van de moord meerdere fietsers in de buurt zijn gesignaleerd, is het echter niet zeker dat het signalement bij de eigenaar van de rammelende fiets hoort.

Toevallige ontmoeting?

Een broer van een vriendinnetje van Rinie meldt zich een aantal dagen na het drama eveneens bij de politie. Hij is op de bewuste avond tussen 7 en 8 vanuit Doetinchem, langs de afslag Kloosterlaan, over de Kerkstraat naar huis gefietst. Hij verklaart bij het Onland niks bijzonders gezien te hebben en daarmee lijkt de kous af. De onderzoekers hebben in de kleding van Rinie echter een naamlabeltje van genoemd vriendinnetje gevonden, dat deze waarschijnlijk bij het gymnastieklokaal heeft laten vallen. De politie ziet een scenario waarbij Rinie de broer, die zij goed kende, bij het begin van de Kloosterlaan is tegengekomen en het naamlabeltje een onderwerp voor contact was. Hoewel men de situatie zeer verdacht vindt, wordt deze optie niet verder uitgewerkt.

Pater Anton Otten
Pater Otten Sint Willibrordsabdij. (Graafschapbode 25 mei 1973)

Sokkenpater

Ook de paters van de St. Willibrordsabdij op landgoed De Slangenburg lagen onder het vergrootglas. Er waren, zeker voor de bevolking, gedragingen die een verdenking plausibel maakten. In de jaren negentig kwam aan het licht dat de zgn. sokkenpater Anton Otten, die kapotte sokken van de paters ter reparatie naar gezinnen bracht, zich decennia daarvoor meermaals aan een meisje had vergrepen. Er volgden daarna meer aangiftes. Met dat gegeven is het niet vreemd dat men ten tijde van de moord op Rinie ook hem onder de loep nam, zoals veel meer figuren met een twijfelachtige reputatie toen verdacht werden. Pater Otten bleek echter voor de bewuste avond een alibi te hebben. Hij was op dezelfde bruiloft waar ook de zus van Rinie aanwezig was.

Kippenpater

En dan was er nog de ‘kippenpater’. Deze pater belde kort na de moord aan bij de familie Grob, die vlakbij de plaats delict woonde. Hij zat onder het bloed en zand en wilde zich graag even verschonen. De brildragende pater verklaarde vanwege zijn slechtziendheid met zijn fiets te zijn gevallen en wilde in deze toestand niet naar de abdij terugkeren.

Na het bekend worden van de moord op Rinie meldde mevrouw Grob dit vreemde voorval bij de politie in Doetinchem. De familie heeft daarna altijd het gevoel gehouden dat de politie hier geen werk van heeft gemaakt. Rechercheur Hein Reuvekamp zegt in de podcast van Eric Schuurman dat dit wel allemaal onderzocht is en niets heeft opgeleverd. Deze geruchten zouden volgens hem alleen maar in stand blijven omdat de zaak nooit is opgelost.

Bij deze tegenstrijdigheid moet wel aangetekend worden, dat het er op lijkt dat de recherche pas in de zomer van 1972 personen is gaan horen die de kippenpater goed gekend hebben. Hij werd door een aantal van hen omschreven als een gevaarlijke gek, die meisjes lastig viel. Wij vragen ons wel af hoe logisch het is dat iemand, die net een verkrachting en moord gepleegd heeft, vervolgens in de buurt bij mensen binnengaat om het bloed af te wassen!

Worden er paters overgeplaatst?

Tenslotte verdwenen in de jaren na de moord meerdere paters uit de abdij, waaronder ook de kippenpater. Conclusie was al gauw dat het te heet onder de voeten werd. Uit een artikel in Trouw van 23 mei 1998 blijkt dat paters vooral om andere redenen het klooster verlieten. Er zou zich in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw een soort van richtingenstrijd hebben afgespeeld, waarbij de ‘traditionelen’ bleven en de ‘vernieuwers’ hun biezen pakten. Overigens willen we wel vermelden dat de kerk het wantrouwen in dit soort zaken aan zichzelf te wijten heeft. Decennialang heeft ze pervers en crimineel gedrag van sommige geestelijken in de doofpot gestopt. Het rapport uit 2011 van de commissie Deetman spreekt wat dat betreft boekdelen.

Het onderzoek ontspoort

In maart gaan de ontwikkelingen met het politie- en justitieapparaat (Openbaar Ministerie Arnhem, rijkspolitie en gemeentepolitie Doetinchem) op de loop. Dat men daar door de manier van opereren zelf een groot aandeel in heeft, is een deel van de leiding dan nog niet duidelijk. In die maand wordt ene Jan S. uit Doetinchem aangehouden voor aanranding van een jonge vrouw te Drempt, ongeveer 20 kilometer van Gaanderen. Onder zeer grote druk van politie en justitie bekent hij de aanranding, maar ook de moord op Rinie. Dit terwijl S. dat laatste niet gedaan KON hebben. Zijn alibi was door 13 mensen bevestigd.

Rechercheur Reuvekamp waarschuwt de rijkspolitie tevergeefs dat ze met de zaak Wielheesen op het verkeerde spoor zitten. De groepscommandant van de rijkspolitie te Laag-Keppel denkt het beter te weten, zet de aanhouding van Jan S. door en brengt de oplossing van de moord op Rinie groot in de pers. S. trekt later zijn afgedwongen bekentenissen in en wordt na vijf maanden in vrijheid gesteld. De gebruikte verhoormethodes in het onderzoek leiden zelfs tot Kamervragen. Conclusie van de staatssecretaris van Justitie: alles is volgens de procedures verlopen. In maart 1971 wordt uiteindelijk ook de werkelijke dader van de aanranding te Drempt aangehouden.

Jan S. politiebureau Doetinchem
Jan S. is zojuist ter reconstructie naar de plaats delict geweest. (Graafschapbode 27 maart 1970.)

Voor de tweede keer de mist in

De geschiedenis van Jan S. herhaalt zich later met de 19-jarige bouwvakker Bart (ook wel Bennie) uit Westendorp. Eind 1970 heeft vader Wielheesen de politie gemeld dat deze Bennie zich op een vreemde manier ophield bij de plaats delict. Bij zijn tweede arrestatie in april 1971 legt Bennie, na eerder ontkend te hebben, een bekentenis af. De combinatie van een harde verhoormethode en een ietwat beperkte, suggestibele verdachte werpt ook nu zijn ‘vruchten’ af. Bennie blijft bijna een jaar in voorlopige hechtenis en wordt ter observatie opgenomen in een psychiatrische kliniek te Utrecht. Daar trekt hij tijdens gesprekken zijn bekentenis in. Uiteindelijk komt hij wel voor de rechtbank, maar wordt direct na de zitting vrijgesproken, want “aan de bekentenis van Bart moet iedere bewijskracht worden ontzegd.”, aldus de rechtbank in Arnhem.

In het Algemeen Dagblad van 6 april 1972 schrijft men hierover: “Voor de voormalige korpschef van de Doetinchemse politie, hoofdinspecteur G. Oosterhof – per 1 april is hij met pensioen –  heeft altijd vastgestaan dat zowel Jan S. als Bennie S. Rinie niet kon hebben vermoord. Kort na het misdrijf was Bennie al eens verhoord. De Doetinchemse recherche zag toen geen reden hem langer vast te houden. Bennie werd pas gearresteerd toen de recherche van de rijkspolitie van het district Nijmegen en de rijksrecherche zich met het onderzoek gingen bemoeien.”

In een interview in de Telegraaf van 23 maart 1973 doet Bennie S. uitgebreid zijn verhaal.

Jan Blaauw
Jan Blaauw (Foto 1986 Rob C. Croes, Anefo/Nationaal Archief)

Kritiek op politie en justitie

Het onderzoek leidt binnen de verschillende diensten tot onderlinge kritiek, maar ook externe vakgenoten buigen zich over de gevolgde werkwijze in de zaak Wielheesen. De Rotterdamse oud-hoofdcommissaris Jan Blaauw laat in zijn boek “Verdacht van moord – Reconstructie van zes dubieuze Nederlandse moordonderzoeken” de arrestatie van Jan S. nog eens de revue passeren.

Hij maakt een reconstructie en tijdlijn-analyse en is vernietigend in zijn oordeel. Jan S. had nooit zo lang in voorarrest mogen zitten. Het had voor iedereen duidelijk moeten zijn dat hij het misdrijf niet begaan kon hebben. Maar er moest en zou een dader worden opgepakt voor de moord op Rinie. Aanhoudende scorings- en promotiedrift van vooral de rijkspolitie en OM speelden hierbij een grote rol.

Blaauw is dan ook niet verbaasd dat het onderzoek destijds in minder dan geen tijd op de klippen liep: “Er heerste een sfeer van volstrekt gefrustreerde verhoudingen tussen twee politiekorpsen (rijkspolitie en gemeentepolitie Doetinchem) onderling en later ook nog eens tussen het gemeentelijk politiekorps van Doetinchem en het Openbaar Ministerie in Arnhem, dat zich in deze zaak weinig kritisch-afstandelijk had opgesteld.”

Een citaat van de Doetinchemse oud-korpschef G. Oosterhof uit 1980, dat door Flip Versteegh in een artikel in de Gelderlander (ca. 2010) werd aangehaald, geeft de sfeer tussen de politiediensten en justitie in de jaren na de moord goed weer: “Vrouwe Justitia was in die tijd niet gewoon blind; stékeblind waren ze. (…)  Over en weer kwam het tot spanningen. Het werd een zaak van leven of dood. Keihard heb ik eens gezegd dat ze fout zaten en daar waren ze wild over. Ze konden mijn bloed wel drinken. Ik mocht ook niet meer verder met het onderzoek.”

Terug naar af

Na de blamage van twee onterechte bekentenissen en gevangenzettingen pakt de politie het behoedzamer aan. In feite begint het onderzoek opnieuw en men richt zich wederom op de onbekende fietser. De gemeentepolitie Doetinchem brengt een mysterieus briefje in de publiciteit dat al een jaar eerder ontvangen was. Het is wat stuntelig gekrabbel in gebrekkig Nederlands. De tekst luidt: “Betreffende op de moord op Rinie Wielhezen, er moet met spoed een beloning op inlichting, welke tot de dader kan lijden, want er volgt weer een slachtoffer (ik weet wie die fietser is geweest).” Pogingen om de schrijver alsnog te achterhalen, leveren niets op.

Anoniem briefje Rinie Wielheesen
Het anonieme briefje. (Tubantia 15-11-1972)

In 1973 wordt de broer van Rinie’s vriendinnetje, die ten tijde van de moord langs het Onland kwam fietsen, in Doetinchem door de politie van straat geplukt. Bij nader inzien blijkt hij geen sluitend alibi te hebben. Een aantal politiemensen was al van begin af aan overtuigd, dat deze jongeman de dader is. Ondanks alle verhoren en verder onderzoek heeft men nooit echt bewijs tegen hem gevonden. Het grote vraagteken blijft dat deze verdachte een half uur langer over zijn fietstocht gedaan heeft dan gebruikelijk en daar geen verklaring voor kan geven. In een artikel van Eric van der Vegt in De Gelderlander van 10 maart 2012 wordt uitgebreid stilgestaan bij dit scenario.

Dadersporen

Opvallend detail in hetzelfde stuk van Van der Vegt is dat er destijds nog haren op de plaats delict zijn veiliggesteld, die mogelijk van de dader zijn. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) kan deze sporen echter niet meer vinden in hun archieven. Ook het hemdje van Rinie, dat besmeurd was met ‘bewijsmateriaal’, is niet bewaard gebleven. Dat zou in dit geval wellicht niet meer geholpen hebben, want de vrouw van rechercheur Reuvekamp had het destijds al gewassen….. We moeten bij het beoordelen van deze ogenschijnlijke flaters wel in gedachte houden, dat in 1970 de DNA-technologie zijn intrede nog lang niet gedaan had.

Plaats delict Rinie Wielheesen
De recherche langs de Kloosterlaan op zoek naar sporen. (Graafschapbode 7 februari 1970)

Kan het nog?

Er is veel gezegd en geschreven over deze zaak. Allerlei opties en oude tips zijn keer op keer vergeefs uitgeplozen. Zoveel jaren later is de kans om dit misdrijf alsnog op te lossen vrijwel nihil. Wij hebben via de modernste technieken nog een uiterste poging laten doen om belastend dan wel ontlastend bewijs te verkrijgen. Hoe klein ook de kans op succes, we vinden dat alles aangegrepen dient te worden om meer informatie boven water te halen. Het heeft in dit geval helaas niet geleid tot een oplossing.

Het enige dat nu nog licht zou kunnen brengen, is de bekentenis van iemand die weet wie het gedaan heeft, maar dit geheim houdt. Denk je eens in dat je vader de dader was, zou jij daarmee direct naar de politie gaan? Velen zouden daarover twijfelen; er is moed voor nodig om je vader, oom, vriend, buurman of collega aan te geven. Meer dan vijftig jaar later is de situatie voor de mensen met een geheim natuurlijk wel veranderd. Tegelijkertijd is het verhaal over Rinie Wielheesen ver in hun geheugen weggezakt en voert het leven van alledag de boventoon. Achterhoekers als Eric Schuurman, Joost Engelberts en veel andere streekgenoten houden de gedachte aan Rinie gelukkig levend. Met hun verhaal over deze moordzaak wordt een ‘geheimdrager’ hopelijk geconfronteerd met het feit dat hij of zij nog steeds ‘iets op te lossen heeft’. Wij sluiten ons hier graag bij aan.

Deel uw geheim

Wilt u naar aanleiding van dit artikel eindelijk uw geheim kwijt, neem dan contact met ons op. Doe het voor de nabestaanden en voor uzelf! Ook andere informatie in deze zaak blijft natuurlijk welkom. Dit zal door ons nauwkeurig worden onderzocht. Zo zijn we momenteel bezig met twee recente tips die een andere richting uitgaan dan het hierboven besprokene. Beide tips gaan over personen die (deels) in het daderprofiel passen. Hierover later misschien meer.

Verjaard, maar niet vergeten

Voor nu besluiten we met het gedicht ‘Onland’ van Hans Mellendijk, een andere Achterhoeker die ervoor zorgt dat Rinie niet vergeten wordt.

Plaats delict Rinie Wielheesen

Foto van Politie Luchtvaartdienst Schiphol. Boek J. A. Blaauw, ‘Verdacht van moord’.

Bronnen:

Podcast van Eric Schuurman

Podcast Onland van Joost Engelberts NPO Radio 1

Dagblad De Gelderlander, o.a. 10 maart 2012 en 30 januari 2021

De Graafschapbode 6 februari 1970 tot en met 25 mei 1973

J. A. Blaauw, Verdacht van moord. Uitgeverij de Fontein. Pag. 128 – 154

Delpher.nl

Deel dit artikel of lees meer over het onderzoek naar de moord op Dieuwerke van der Vlegel.