1923: De Moordhoeve
Achterweg, Culemborg.
Vlak voor Kerst 1923 werd Culemborg opgeschrikt door een dubbele roofmoord. De 76-jarige Toon van Wiggen en zijn 69-jarige zuster Gerrigje werden in hun boerderij aan de Achterweg op gruwelijke wijze om het leven gebracht. De boerderij werd sindsdien in de volksmond ‘De Moordhoeve’ genoemd. De politie nam een hele rits verdachten in hechtenis, maar de werkelijke dader of daders zijn nooit gevonden. Dit misdrijf bracht binnen de Culemborgse gemeenschap jarenlang veel beroering en verdeeldheid teweeg. Een grote groep Culemborgers was namelijk ontevreden over de manier waarop commissaris Blok het politieonderzoek verrichtte.
Toon van Wiggen en zijn zuster bezaten wat koeien, een klein stukje grond en zij verkochten, zoals dat toen gebruikelijk was, hun melk aan huis. Toen de sigarenmaker Gerrit de Jager maandagmiddag om drie uur karnemelk kwam halen, vond hij alles gesloten. Hij vertrouwde het niet en waarschuwde de politie. Rechercheur Bergenhenegouwen forceerde, toen hij bij de woning aankwam, de staldeur en deed een vreselijke ontdekking. Achter de deur trof hij de zwaargewonde Gerrigje aan, die nog kon stamelen dat zij “de smeerlappen” niet kende. In de woonkamer vond men het levenloze lichaam van Toon. Naast hem lag een spa waarmee hij vermoedelijk enkele malen op zijn hoofd was geslagen. Men bracht Gerrigje zo snel mogelijk per brancard naar het ziekenhuis, maar ze overleed daar op tweede kerstdag, zonder nog bij bewustzijn te zijn geweest.
Het eerste onderzoek
Ondanks intensief onderzoek kon de politie op de plaats delict geen bruikbare sporen vinden. De speurhond die werd ingezet, leidde de politie naar een woonboot in de haven van Culemborg. De eigenaar, Berend Greven, werd van zijn bed gelicht en naar het politiebureau overgebracht. De man had echter een sluitend alibi en dus moest de politie hem laten gaan. Greven was de eerste arrestant van de velen die nog zouden volgen.
Zo mocht op 31 december de Rotterdamse lasser Johannes van Lienden de gevangenis van binnen bekijken. Na drie dagen cel kwam de man al vrij. Op donderdag 3 januari 1924 hield de politie maar liefst vier verdachten aan, een Culemborger en drie man uit Utrecht. Al snel werd een van Utrechtenaren wegens gebrek aan bewijs vrijgelaten. De andere twee en de Culemborger Marinus van Middelkoop konden uiteindelijk, na bijna vijf maanden voorarrest, niet langer worden vastgehouden.
Oud-rechercheur verdacht
De veertiende januari werd de ex-rechercheur Fredericus Haveman gearresteerd, o.a. omdat hij plotseling over veel geld bleek te beschikken. Haveman was twee maanden voor de moord vanwege “onzedelijk gedrag (veelwijverij) en het misbruiken van sterke drank” oneervol bij de politie ontslagen. Justitie moest hem al snel na zijn aanhouding weer op vrije voeten stellen. Hiermee was de kous echter nog niet af.
In Culemborg begonnen langzaam geruchten rond te zingen over commissaris van politie Joel Blok. Hij zou zijn voormalige rechercheur Haveman de hand boven het hoofd houden. Ook Justitie in Tiel liep van meet af aan niet over van vertrouwen in de Culemborgse politiecommissaris. Otto de Beus, gemeenteraadslid en later wethouder voor de SDAP, stookte via de pers het vuurtje nog verder op.
De Beus schreef in het weekblad De Arbeider onder het pseudoniem Insider een serie artikelen waarin hij Haveman, commissaris Blok en justitie steeds zwaarder onder druk zette. Intussen begonnen ook de landelijke kranten zoals Het Volk en de Telegraaf zich met de vraag, wie de dader van de Culemborgse roofmoord was, bezig te houden.
De spanning liep steeds verder op en op een gegeven moment trok het publiek zelfs massaal op naar een kroeg om, als de autoriteiten dat niet deden, Haveman dan maar zelf te arresteren. Bij dit volksgericht waren zeker duizend mensen op de been. De massa werd door agenten met getrokken sabels uiteengedreven. Op 25 juli 1924 werd Haveman voor de tweede keer gearresteerd en in Tiel ingesloten. Toen de volgende morgen de agent van de Tielse politie Leenders de arrestant wilde controleren, bleek Haveman zich te hebben opgehangen.
Wist de commissaris ervan?
Na dit drama concentreerde de woede van Otto de Beus, en met hem een groot deel van de Culemborgse bevolking, zich op commissaris Blok. Citaat van Otto de Beus in De Arbeider van 9 augustus 1924: “Sedert de heer Blok hier de leiding heeft, is heel wat geschied dat om opheldering schreeuwt. Inbraken, diefstallen die niet en nooit werden opgehelderd en tenslotte een roofmoord op twee oude mensen.” Dit alles leidde tot een scheuring in de Culemborgse gemeenschap. In Culemborg waren de katholieken pro-commissaris en de arbeiders fel tegen.
Een jaar na het drama in de moordhoeve herdacht de Culemborgse bevolking de dood van de Van Wiggens. De herdenking werd tevens een stil protest tegen commissaris Blok. De eerste drieënhalve minuut van het Culemborg Journaal uit 1924 toont de demonstratieve tocht naar de begraafplaats (beeld Eye Filmmuseum):
Het was niet alleen Otto de Beus die de pen hanteerde in de strijd tegen commissaris Blok. Een zekere Vermeulen, inwoner van Culemborg, sprak in een pamflet aan de minister van justitie zijn verbazing uit over het feit dat er nog altijd geen officieel onderzoek naar de rol van Blok in deze moordzaak was gestart. Hoewel Blok lange tijd onder vuur lag, is zijn schuld of medeweten nooit bewezen.
Ook de Culemborgse familie Collé kwam in een kwaad daglicht te staan, onder andere omdat enkele leden anonieme brieven aan politie en justitie hadden geschreven met verdachtmakingen aan het adres van diverse Culemborgers in relatie tot de roofmoord. Over het schrijven van die brieven hadden ze onder ede hadden gelogen. Toen dit uitkwam, trokken velen al snel de conclusie dat de Collé’s die brieven geschreven hadden, om anderen voor hun eigen misdaden te laten opdraaien. Justitie vond die conclusie te voorbarig.
Onschuldig gevangen
Een van de trieste ‘hoogtepunten’ in de moordzaak was de opsluiting van Claas Sweeris en Jan Vroege, die op basis van beschuldigingen van onbetrouwbare getuigen waren opgepakt. De verklaringen van deze getuigen waren onder druk tot stand gekomen en hielden in hoger beroep bij het gerechtshof in Arnhem geen stand.
Advocaten Marinus van der Goes van Naters en H. H. Roobol (luis in de pels van Justitie en Politie in de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw) hadden zich in deze zaak vastgebeten en wisten het onrecht ongedaan te maken. Na bijna twee jaar onschuldig te hebben vastgezeten, werden Vroege en Sweeris vrijgelaten. De op 23 december 1923 in Culemborg gepleegde dubbele roofmoord op Thomas en Gerrigje van Wiggen is uiteindelijk nooit opgelost.
Feit of fictie?
Deze zaak heeft de Nederlandse pers bijna tien jaar lang beziggehouden. Wat opvalt is dat er veel onjuistheden in de publiciteit kwamen, vaak door een roddelgraag publiek, maar soms ook door overheidsdienaren en de pers zelf. Ons onderzoek in deze zaak heeft primair waarheidsvinding als doel. We willen zoveel mogelijk feiten van fictie onderscheiden en daarom zijn we diepgravend de archieven ingedoken. Hopelijk kunnen we hiervan volgend jaar uitgebreid verslag doen.
Inmiddels hebben we een aantal nieuwe tips binnengekregen, die weer een aangepaste kijk op de zaak bieden. Heeft u zelf ook interessante informatie over de Moordhoeve in Culemborg, mailt u ons dan vooral. Wellicht helpt u ons weer verder in de zoektocht naar een zo objectief mogelijke verslaglegging van deze geschiedenis!
Bronnen: voormalige website ‘Culemborg zoals het was’, boek ‘Plaats Delict: Nederland’ van Jan Blaauw (uitgeverij De Fontein) en kranten Delpher.
Deel dit artikel of lees meer over moordonderzoek in onze blogberichten.